Mondelinge taal in colleges als mogelijk obstakel voor studiesucces in het hbo

Translated title of the contribution: Oral language in lectures as a possible obstacle to study success in higher professional education

M. van Diepen, B.P.J.M.R. van Eerd, Conny Boendermaker

Research output: Chapter in Book/Report/Conference proceedingChapterProfessional

4 Downloads (Pure)

Abstract

Het onderzoek geeft zicht op (a) in hoeverre studenten moeite hebben met het mondelinge academische taalaanbod van docenten en (b) welke factoren van invloed zijn op het wel of niet begrijpen van het mondelinge academische taalaanbod in de colleges. In het onderzoek is van zeven verschillende hoorcolleges aan eerstejaarsstudenten (elk van een andere faculteit van de HvA) een filmopname gemaakt. Elk college is integraal getranscribeerd en uit elke transcriptie zijn tien complexe talige uitingen geselecteerd, onderverdeeld in 5 categorieën: algemene academische woordenschat; specifieke academische woordenschat (vaktaal); beeldspraak; grammaticale complexiteit; en hoge informatiedichtheid. Bij de meeste categorieën was het percentage studenten dat de uiting niet moeilijk vond hoger dan het percentage docenten dat de uiting niet moeilijk vond. Er waren twee uitzonderingen: ‘beeldspraak’ en ‘algemene academische woordenschat’ (WS algemeen). Ook bleek dat de geïnterviewde studenten uit elke groep (‘migratieachtergrond’, ‘mbo-achtergrond’, ‘eerstegeneratiestudent’) moeite hadden met het
begrijpen van de geselecteerde fragmenten. Bijna alle gemiddelden waren lager dan 2 ( wat stond voor ‘voldoende begrip’). De meeste moeite hadden ze met ‘beeldspraak’, de minste moeite hadden ze met ‘het begrijpen van vaktaal’. De uitingen die studenten moeilijk vonden, werden ook minder goed begrepen, behalve bij ‘grammaticale complexiteit’. Ook blijkt dat uitingen die door studenten geclassificeerd zijn als ‘niet moeilijk’, vaak toch niet voldoende begrepen zijn (< 2).
Op basis van kwalitatieve analyse van de interviews van de studenten en de docenten zijn vier factoren gedefinieerd die bijdragen aan het al dan niet begrijpen van taal in de colleges: aansluiten bij kennis en vaardigheden; vormgeving van het college; wat studenten zelf (niet) doen; en helder en verstaanbaar spreken.
Op basis van de bovenstaande resultaten kunnen we concluderen dat er een verschil is tussen hoe docenten hun eigen academische taalgebruik qua moeilijkheid inschatten en hoe studenten dat doen. Bovendien kunnen we concluderen dat studenten de uitingen die ze gemakkelijk vinden toch niet altijd goed begrijpen.
Docenten gaan er daarnaast snel vanuit dat de stof bekend is, omdat ze dat verwachten vanuit de vooropleiding of omdat het elders al eens aan bod is gekomen, terwijl dat (lang) niet altijd een realistische verwachting is. Ook benoemen docenten soms dat ze een doel of verband in het college impliciet hebben gelaten en dan zien we bij studenten meer begripsproblemen. Docenten gebruiken onbewust regelmatig beeldspraak die voor studenten lastig te begrijpen is. Studenten denken soms dat docenten met opzet moeilijke woorden gebruiken. Ook geven sommigen aan dat ze regelmatig de keuze moeten maken tussen ‘aantekeningen maken’, ‘dingen opzoeken’ en ‘het college blijven volgen’. Lange colleges zijn qua concentratie moeilijk te volgen, maar visualisering van de stof door de docent helpt bij het begrijpen van de stof. Studenten vinden het vaak moeilijk om vragen te stellen tijdens colleges. Tot slot geven ze heel eerlijk aan dat een goede voorbereiding helpt bij het begrijpen van het college, maar ook dat ze dat niet altijd doen.
Translated title of the contributionOral language in lectures as a possible obstacle to study success in higher professional education
Original languageDutch
Title of host publicationBundel 33ste HSN-conferentie
PublisherHSN-bundels Taalunie
Pages87-93
Number of pages7
Volume33
Publication statusPublished - 1 Oct 2019

Publication series

NameBundel 33ste HSN-conferentie

Fingerprint

Dive into the research topics of 'Oral language in lectures as a possible obstacle to study success in higher professional education'. Together they form a unique fingerprint.

Cite this