Abstract
Geldzorgen, armoede en schulden vormen een risico voor de ontwikkelkansen van jongeren. Professionele jongerenwerkers willen daarom meer voor jongeren in (dreigende) armoede en met schulden betekenen. Daarnaast worstelen gemeenten met de vraag hoe jongeren het beste geholpen kunnen worden. De complexe problematiek vraagt om een aanpak van professionals vanuit verschillende leefdomeinen. Ook jeugdprofessionals in het sociaal domein kunnen bij uitstek een belangrijke rol spelen in het verminderen van (de gevolgen van) kinderarmoede en het versterken van de leefomgeving van kinderen en jongeren, thuis en buitenshuis . Vrijwel al deze professionals hebben – bewust of onbewust – te maken met armoedeproblematiek onder kinderen en jongeren. Zij geven aan dat zij dit een lastige taak vinden . Zo ook professionele jongerenwerkers.
Jongerenwerkers zijn actief in veel verschillende domeinen, zoals vrijetijd, veiligheid, onderwijs, sport en cultuur, en werk. In veel gemeenten krijgen zij ook een opdracht wat betreft armoedebestrijding en schuldenpreventie. Er bestaan echter grote verschillen in het type projecten en diensten dat het jongerenwerk gericht op armoede- en schuldenbestrijding biedt. Jongerenwerkers weten hierdoor niet goed welke projecten en diensten ze kunnen inzetten. Daarnaast lukt het ze niet om deze jongeren tijdig passende ondersteuning te bieden, terwijl ze de problemen zien toenemen. Er is weinig met onderzoek onderbouwde kennis voorhanden die jongerenwerkers hierbij kan ondersteunen. Bovendien hebben overheid en stakeholders vaak geen goed beeld van wat professionele jongerenwerkers kunnen betekenen op (dreigende) armoede of schulden. Om die reden vroegen 15 jongerenwerkorganisaties de lectoraten Youth Spot en Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam om een gezamenlijk leer- en onderzoeksproces te starten. De hoofdvraag van dit onderzoek luidde:
Met welk aanbod werken professionele jongerenwerkers aan (dreigende) armoede en schulden en hoe kunnen zij dit aanbod en bijbehorend methodisch handelen verder versterken zodat dit (duurzaam) kansen biedt voor jongeren (10-27 jaar) die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met (dreigende) schulden?
Dit onderzoek is uitgevoerd tussen augustus 2023 en augustus 2025 en medegefinancierd door Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA, onderdeel van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek).
Waaruit bestaat het aanbod van het jongerenwerk gericht op (dreigende) armoede en schulden)?
De 24 geïnventariseerde projecten en diensten zijn ingedeeld in vier typen:
• Positieve vrijetijdsbesteding
• Aandacht vragen voor geldzaken
• Ondersteunen bij (dreigende) geldproblemen
• Ondersteunen bij schulden.
Tijdens de reguliere positieve vrijetijdsactiviteiten signaleren jongerenwerkers (dreigende) armoede en/of schulden en kunnen ze, wanneer er vertrouwen is opgebouwd, daarover het gesprek aangaan met jongeren. Daarnaast geven jongerenwerkers op verschillende manieren financiële educatie aan jongeren. Ook bieden jongerenwerkers lichte ondersteuning bij geldzaken. Wanneer jongeren schulden hebben, is er ook aanbod, vaak in samenwerking met gespecialiseerde organisaties. Echter, er zijn grote verschillen tussen organisaties in de reikwijdte van hun projecten en diensten. Sommige jongerenwerkorganisaties bieden alle typen aanbod, anderen een enkel type en sommige jongerenwerkorganisaties (naast de reguliere vaak gratis positieve vrijetijdsactiviteiten) (nog) niets. Dat wil niet zeggen dat laatstgenoemden geen aandacht hebben voor armoede/schulden, want dit zit vaak wel impliciet verweven in de aanpak, de handelswijze van jongerenwerkers.
De verschillen in reikwijdte hebben te maken met de verschillen in opdracht die jongerenwerkaanbieders vanuit hun gemeente en andere financiers krijgen ten aanzien van armoede en schulden. Hun voortbestaan hangt doorgaans af van periodieke subsidie en de samenwerking met de stakeholders met wie ze de projecten en diensten aanbieden en die vaak initiator zijn.
Interessant is dat er nauwelijks aanbod is dat door meerdere jongerenwerkorganisaties wordt aangeboden. Jongerenwerkorganisaties kunnen dan ook zeker door uitwisseling van elkaar leren. Verder is er nauwelijks aanbod voor kinderen of specifieke groepen (bijvoorbeeld vluchtelingen, LVB). Uit de inventarisatie blijkt dat er weinig (effect)onderzoek is gedaan, dus er is weinig bekend over de opbrengsten van het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden.
De brede scope van het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en de samenwerking daarin met stakeholders, laat zien dat het professionele jongerenwerk een serieuze partner kan zijn in de gemeentelijke integrale aanpak van armoede en schulden bij jongeren.
In hoeverre zijn de methodische principes van het jongerenwerk te hanteren in de ondersteuning van jongeren in (dreigende) armoede en/of met schulden en welke methodische handvatten uit het armoede- en schuldenveld zijn daarbij bruikbaar?
Jongerenwerkers hanteren zogenaamde ‘methodische principes’ waarmee zij inhoudelijk richting geven aan de omgang met jongeren , . Welke methodische principes jongerenwerkers inzetten in het contact met jongeren is onder meer afhankelijk van de behoefte van de (groep) jongere(n), de specifieke situatie en beschikbare middelen. Deze principes zijn van invloed op het veranderingsproces in de gewenste situatie. Kenmerkend aan de methodische principes is : 1) De methodische principes zijn niet allemaal specifiek voor een methodiek of voor het jongerenwerk. Ze kunnen in meerdere jongerenwerkmethodieken en bij andere beroepsgroepen voorkomen. 2) De methodische principes bestaan naast elkaar en worden afhankelijk van de situatie ingezet. Het hoeft niet zo te zijn dat een jongerenwerker alle principes inzet in zijn contact met jongeren. 3) Methodische principes zijn veelvormig en onderling verschillend. De methodische principes verschillen in grootte, in concreetheid en in werking.
Er is echter nog niet bekend of, en zo ja hoe, alle jongerenwerkers deze methodische principes precies hanteren bij de ondersteuning van jongeren in (dreigende) armoede en/of met (dreigende) schulden. Op basis van tweewekelijkse logboeken van 23 jongerenwerkers hebben we een beeld gekregen van hoe jongerenwerkers invulling geven aan hun methodisch handelen bij armoede en schulden.
Allereerst blijkt dat jongerenwerkers een groot deel van de tijd (75 procent) werken volgens de methodische principes van het jongerenwerk. Wel zijn er grote verschillen qua frequentie per methodisch principe. Op het gebied van (dreigende) armoede en schulden hanteren jongerenwerkers vooral de volgende methodische principes: betekenisrelatie, aansluiten bij de leefwereld, aansluiten bij de behoefte, jongeren in hun kracht zetten en leren door doen. De inzet van de methodische principes gaat jongerenwerkers 66 procent van de tijd (heel) gemakkelijk af. Slechts een klein deel van de jongerenwerkers (5,5 procent) vindt de inzet van methodische principes (heel) moeilijk.
Als jongerenwerkers gevraagd wordt te onderbouwen waarom de inzet van een methodisch principe (heel) moeilijk was, blijkt dat de helft van de gerapporteerde belemmeringen betrekking heeft op de jongerenwerkers zelf, zoals de neiging om het van de jongere over te nemen en het niet over de juiste kennis beschikken. Ook worden belemmerende factoren genoemd die te maken hebben met de doelgroep, zoals een ervaren gebrek aan motivatie van de jongeren om actief aan hun geldproblematiek te werken en het niet willen praten over armoede en schulden. Jongeren praten daar in een groep ook liever niet over, terwijl jongerenwerkers jongeren wél vaak in groepen ontmoeten. Een vijfde van de gerapporteerde belemmerende factoren heeft betrekking op een specifiek methodisch principe, waarvan werken met de omgeving eruitsprong. Ten slotte noemen jongerenwerkers het thema zelf als belemmerend, omdat er een taboe heerst op het praten over armoede en schulden.
Jongerenwerkers geven aan over het algemeen goed toegerust te zijn om jongeren te helpen bij armoede en schulden. Desalniettemin blijkt er behoefte aan meer kennis over regels en regelingen, collegiaal contact, handvatten over hoe om te gaan met schaamte en LVB’ers, een beter beeld van wat er (nog meer) speelt en een omgeving waar ongestoord persoonlijke gesprekken gevoerd kunnen worden.
Wat betekent het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers voor jongeren die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met schulden?
Veel van de 90 geïnterviewde jongeren hebben een langdurige relatie met het jongerenwerk. Bijna twee derde komt er al langer dan drie jaar. Een meerderheid meldde zich niet direct met vragen over geld(zorgen) maar kwam in contact met het jongerenwerk vanwege positieve vrijetijdsbesteding, persoonlijke problemen en/of problemen thuis. Pas als er vertrouwen is opgebouwd, stellen deze jongeren vragen over geld(zorgen). Jongerenwerkers sporen aan tot empowerment en participatie en verwijzen vervolgens, indien nodig, warm door naar een specifiek aanbod op geldzaken. De minderheid die zich wel direct meldde met vragen over geld(zorgen), vroeg hulp bij het vinden van een baan of stageplaats of had te maken met schulden. Jongeren met schulden klopten dan aan bij de jongerenwerkorganisaties met een specifiek aanbod hierop.
Jongeren leren veel over geldzaken bij het jongerenwerk. Het meest genoemd is dat jongeren leren van de informatie die jongerenwerkers geven over sparen en wat er gebeurt als je achttien jaar wordt, gevolgd door steun bij schulden, hulp bij budgetteren, toeleiding naar opleiding, werk of stage, hulp bij aanvragen, toeleiding naar andere organisaties en geldbeheer bij activiteiten.
Jongeren waarderen de ondersteuning van het jongerenwerk enorm en geven het aanbod een gemiddeld rapportcijfer van maar liefst een 8.6! Ze zijn enthousiast over het jongerenwerkaanbod en zouden het anderen aanbevelen. Meer dan de helft vindt vooral de houding van/bejegening door jongerenwerkers positief. Ruim een derde benoemt (daarnaast) de inhoud van de geboden hulp. De reguliere positieve vrijetijdsactiviteiten (die maken dat er vertrouwen ontstaat om over geldzaken te praten), de bereikbaarheid en snelheid van het jongerenwerk alsook het ‘rekening houden met iedereen’ maken het jongerenwerkaanbod verder aantrekkelijk voor jongeren. Ruim een derde van de jongeren gaat in op wat het aanbod voor hen uniek maakt. Ook hier gaat het vooral om de houding van en bejegening door jongerenwerkers, maar ook de (vaak gezellige, informele) sfeer en het feit dat de jongerenwerkactiviteiten gratis zijn worden genoemd. Daarnaast zijn er jongeren die geholpen zijn met schulden; zij vinden het fijn dat er hulp voor hen was, dat er doorverwezen kan worden en dat de schuldhulpverlening (soms) diepgaand is.
Ongeveer een vijfde van de jongeren geeft tips om het aanbod op geldzaken nog aantrekkelijker te maken. Er lijkt behoefte om (nog) meer aanbod gericht op armoede/schulden te organiseren. Zo kan hulp bij geldzaken wellicht soms nog meer afgestemd worden op de persoonlijke situatie van een jongere. Verder wensen sommigen meer voorlichting over schulden, hulp bij budgetteren, ondersteuning bij studiegerelateerde zaken en begeleiding naar werk. Daarnaast geven bijna alle jongeren algemene tips die voor het jongerenwerk als vindplaats van armoede/schulden belangrijk zijn. Zo willen zij graag meer activiteiten en uitjes, ruimere openingstijden en meer gebruik van de ruimtes en voorzieningen van de jongerenwerklocatie. 40 procent van de jongeren wil in het een-op-een-contact met jongerenwerkers meer persoonlijke aandacht en ondersteuning. En hoewel het overgrote deel tevreden is over de houding van/bejegening door jongerenwerkers, denkt een derde dat er nog steeds verbetering mogelijk is. Het gaat er dan vooral om dat er bij gevoelige onderwerpen als armoede/schulden (nog) beter ingespeeld wordt op emoties en dat er strikter gehandhaafd wordt bij conflicten in groepsverband. Enkele jongeren noemen dat ze liever geen privacygevoelige informatie in groepsverband bespreken en duidelijke afspraken willen over wat er wel en niet gedeeld wordt met ouders. Zowel voor het algemene jongerenwerkaanbod als voor het aanbod op het gebied van geldzaken geldt dat het jongerenwerk volgens de jongeren meer gebruik kan maken van visuele overzichten en /of sociale media en flyers om het aanbod bekend te maken en zo jongeren te bereiken. Jongeren geven als tip om video's te maken van leuke activiteiten, zodat andere jongeren worden aangemoedigd om langs te komen en de sfeer te ervaren. Ook kan het jongerenwerkaanbod volgens hen verbreed worden aangeboden aan meerdere verschillende doelgroepen.
Wat betekent het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers voor ouders met kinderen die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met schulden?
Het merendeel van de 25 ouders die een enquête invulden, geeft aan dat hun kind naar het jongerenwerk gaat voor algemene positieve vrijetijdsactiviteiten die plezier en vermaak bieden. Meer dan de helft van de kinderen komt al langer dan een jaar bij het jongerenwerk en gaat er minimaal eens per week naartoe. De ouders zijn tevreden met het jongerenwerkaanbod en waarderen het gemiddeld met een 8.2. Zij zien dat hun kind verandert door het jongerenwerk. Het meest noemen zij dat het jongerenwerk sociale contacten oplevert en bijdraagt aan de ontwikkeling van hun kind. Ook hebben de ouders tips die grotendeels over de (organisatie) van de jongerenactiviteiten gaan, zoals het organiseren van activiteiten in de zomervakantie voor meerdere leeftijdscategorieën. Sommigen zouden wat meer uitdagendere activiteiten willen zien. Enkele ouders willen meer aandacht voor armoede en schulden. Dit betreft meer voorlichting over bijvoorbeeld het Jeugdsportfonds en Jeugdeducatiefonds, materiële ondersteuning middels bijvoorbeeld een boodschappenkaartproject en meer ondersteuning van hun kind bij de omgang met financiën. Ook geven enkele ouders aan dat ouders meer of altijd betrokken moeten worden bij het jongerenwerk.
Wat betekent het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers voor samenwerkende professionals?
De meeste stakeholders (n=22) zien het jongerenwerk vooral als een eerste ingang/aanspreekpunt waar jongeren geldzorgen mee bespreken. Jongerenwerkers hebben de contacten met jongeren en door hun vertrouwensrelatie vangen zij veel op en zijn zij een belangrijke speler als het gaat om vroegsignalering. Bovendien bereiken zij jongeren vaak eerder dan de ‘formele instanties’. Ook noemen stakeholders de rol die jongerenwerkers (vervolgens) hebben in het warm doorverwijzen van jongeren naar de juiste instanties waarbij vertrouwen en korte lijnen tussen organisaties cruciaal zijn. Ten derde is er de ondersteuning die jongerenwerkorganisaties zelf (vaak) kunnen bieden bijvoorbeeld bij het wegwijs maken in het netwerk, hulp bij het doen van aanvragen, voorzien van informatie enz. Ten slotte kunnen jongerenwerkers voorlichting verzorgen op bijvoorbeeld scholen. De meeste stakeholderorganisaties werken op deze manier in de praktijk ook al samen met de jongerenwerkorganisaties. De helft van de stakeholders geeft aan dat jongerenwerkers jongeren perspectief bieden en ‘ontstressen’ doordat ze vanuit meerdere leefgebieden werken aan zelfkennis en een toekomst. Daarnaast wordt als opbrengst voor kinderen en jongeren benoemd dat jongerenwerkers jongeren informatie bieden voor de omgang met (dreigende) armoede en schulden. Ze zijn bekend met instanties en kunnen jongeren indien nodig gericht doorverwijzen. Ten derde wordt genoemd dat jongerenwerkers vaak direct lichte preventieve ondersteuning bieden, waardoor verergering wordt voorkomen. Dit laatste benoemt het merendeel van de stakeholders ook als opbrengst voor het werkveld. Daarbij noemen ze dat de signalering en toeleiding van het jongerenwerk de stakeholders meer klandizie oplevert. Anderen hebben het over de kwaliteit van het jongerenwerkaanbod als meerwaarde voor het werkveld, bijvoorbeeld de hulp die ze bieden op het gebied van geldzorgen. Een enkeling benoemt dat jongerenwerkers hen zaken uit handen nemen waardoor zij zich kunnen richten op andere zaken. Stakeholders ervaren de ‘korte lijntjes’ met het jongerenwerk als positief. De jongerenwerkers worden als laagdrempelig ervaren, en de jongerenwerk- en stakeholderorganisaties weten elkaar te vinden bij een hulpvraag of bij het delen van kennis. Daarnaast wordt benoemd dat het vaak positief is dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt bijvoorbeeld over taakverdeling (wie doet wat) en dat (dreigende) armoede en schulden van jongeren als een gezamenlijk probleem wordt gezien. Tot slot benoemen enkele stakeholders als meerwaarde van het jongerenwerk dat jongerenwerkers vaak ook contact met de ouders van jongeren hebben. Wat er beter kan in de samenwerking op het gebied van armoede/schulden is volgens de stakeholders is dat jongerenwerk soms eerder aan de bel zou kunnen trekken van een bepaalde (gespecialiseerde) organisatie, maar ook sneller terugschakelen indien nodig. Daarnaast ervaren stakeholders op dit moment als knelpunt voor een optimale samenwerking het (van beide kanten) vaak tekort aan uren, dat jongerenwerk onbekend is met de sociale kaart alsook de wisselende bereidheid om goed samen te werken. Een aantal keren kwam ook nog naar voren dat er in zijn algemeenheid expliciet meer aandacht moet zijn voor de signaleringsfunctie van het jongerenwerk.
Wat is er nodig om het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers duurzaam te versterken zodat dit van meer betekenis kan zijn voor jongeren die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met schulden?
De resultaten uit de verkennende fase van het onderzoek zijn tijdens een werkconferentie gevalideerd en verdiept in focusgroepen. Wat betreft het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden is er overeenstemming over het feit dat niet alle jongerenwerkorganisaties alle typen aanbod in huis hoeven te hebben. Idealiter zou dat wel het mooiste zijn en eigenlijk zouden alle jongerenwerkorganisaties minimaal één persoon in huis moeten hebben die veel over financiën weet. Een aantal jongerenwerkorganisaties heeft daar positieve ervaringen mee. Echter, het wordt belangrijker gevonden dat het jongerenwerk vooral de reguliere positieve vrijetijdsbesteding en financiële voorlichting aanbiedt en dat áls jongeren hulp nodig hebben, zij geholpen worden, hetzij binnen, hetzij buiten het jongerenwerk(aanbod). Als de eventuele benodigde specialistische expertise niet in huis of ‘onder één dak’ aanwezig is, is het belangrijk dat jongerenwerkers de sociale kaart goed kennen (hoewel deze vaak verandert) en warm kunnen doorverwijzen, eventueel ook buiten ‘de gebaande paden’, bijvoorbeeld naar informele armoede- en schuldenprojecten of fondsen. Door hun outreachende benadering, laagdrempeligheid en niet-oordelende houding waarmee ze veel vertrouwen opbouwen, spelen jongerenwerkers een grote rol in de vroegsignalering van (dreigende) armoede en schulden. Dit vindt volgens de jongerenwerkers overal en altijd plaats (ook online). De signaleringsfunctie van het jongerenwerk zou veel zichtbaarder kunnen worden gemaakt naar de gemeenten, en dan vooral de inloopmethodiek van het jongerenwerk: jongerenwerkers bouwen eerst een betekenisrelatie op met jongeren en sporen aan tot empowerment en participatie en verwijzen vervolgens, wanneer nodig, warm door naar een specifiek aanbod op geldzaken. De formele professionele schuldhulpverlening heeft vaak moeite om jongeren te bereiken. Jongerenwerkers vinden het vaak lastig te bepalen in hoeverre jongeren recht hebben op hulp, en of ze echt tot de juiste financiële doelgroep behoren. Ze zouden hier meer kennis over willen hebben. Andere kennis en vaardigheden die jongerenwerkers minimaal nodig hebben om goed uitgerust te zijn als het gaat om armoede- en schuldenbestrijding, hebben betrekking op het signaleren van armoede/schulden, het vervolgens bespreekbaar maken door houding en gesprekstechnieken, de sociale kaart kennen en basiskennis hebben van trends, regelingen en risicofactoren.
Ook waren er sessies waarin deelnemers brainstormden over implementatie van de resultaten in de praktijk. Dit resulteerde in veel tips, bijvoorbeeld dat het belangrijk is om met specifieke doelgroepen rekening te houden zoals vluchtelingen en LVB’ers. Ook zijn er tips gegeven over bijvoorbeeld het verspreiden van financiële kennis onder jongeren (bv als ze achttien worden). De input is gelegd naast de literatuur over wat er al bekend is over het werken aan armoede en schulden bij jongeren. Het is belangrijk om de jongerenwerkers te voeden met kennis over armoede en schulden en ook over waarom het belangrijk is daar altijd alert op te zijn, en in het oog te houden dat armoede onderliggend is aan veel andere problemen waar jongeren mee komen bij het jongerenwerk. Als het gaat om een integrale aanpak is zicht op de sociale kaart belangrijk en het besef dat de gemeente niet de enige speler is in een integrale aanpak gericht op armoede en schulden, maar dat er bijvoorbeeld ook veel lokale informele armoede- en schuldenprojecten zijn. Daarnaast blijkt uit de literatuur dat het belangrijk is om taken en verwachtingen vast te leggen. Het zou goed zijn dat jongerenwerkers genoeg capaciteit hebben om jongeren indien nodig warm door te verwijzen naar bijvoorbeeld de professionele schuldhulpverlening. Vooral omdat bekend is dat veel jongeren niet aankomen bij de schuldhulpverlening, met alle gevolgen van dien. Door (meer) inzet van tools bij het jongerenwerk kan mogelijk sneller duidelijk worden hoe hoog schulden zijn zodat jongeren tijdiger kunnen worden doorverwezen naar de formele schuldhulpverlening (binnen of buiten de jongerenwerkorganisatie).
Onderzoek laat ook zien dat jongeren zelf aangeven dat het belangrijk is dat professionals zich ervan bewust zijn dat er verschillen zijn in mate en vorm van armoede/schulden onder kinderen en jongeren, zodat daar zo goed mogelijk op kan worden geanticipeerd. Het is voor kinderen bijvoorbeeld heel anders of zij al hun hele leven in armoede leven of nog maar net. Verder zijn werkzame elementen uit de literatuur op een rij gezet. Deze zitten al grotendeels verborgen in de werkwijze van jongerenwerkers. In het handelingsonderzoek is er veel in gang gezet. Voor beklijving is het van belang om bijvoorbeeld niet alleen in te (blijven) zetten op financiële kennisoverdracht, want uit onderzoek is bekend dat dat alleen vaak niet werkt om gedragsverandering te bewerkstelligen. Daarnaast is het goed om kennis te nemen van toegankelijke implementatiemodellen die kunnen helpen om het in gang gezette nader te bestendigen.
De resultaten zijn meegenomen naar vier werkplaatsen: ‘jongeren helpen met financiële vragen’, ‘armoede en schulden signaleren en bespreekbaar maken’, ‘integraal samenwerken’ en ‘bereiken specifieke doelgroepen’ en ‘financiële ondersteuning’. 24 jongerenwerkers reflecteerden in deze werkplaatsen op de uit het verkennende onderzoek verkregen data, de input uit de werkconferentie en de genoemde tips uit de literatuur. Op basis van deze reflectie en onderbouwing maakten jongerenwerkers in vier werkplaatsen vervolgens een individueel handelingsplan. Uiteindelijk leidde dit tot 24 individuele handelingsplannen. Deze plannen waren gericht op meerdere soorten opbrengsten. Zo richtten 6 jongerenwerkers zich op trainingen, werd er 6 keer gewerkt aan het versterken of hervormen van een (bestaande) samenwerking, en werden 5 voorlichtingen voorzien. Daarnaast werden 3 inloopmomenten of spreekuren georganiseerd, 3 informatiesheets ontwikkeld en 2 workshops aangeboden. Ook was er 1 uitwisseling tussen 2 jongerenwerkorganisaties op het gebied van armoede/schulden en voert 1 jongerenwerker interviews met netwerkpartners om de band te verstevigen op dit onderwerp en de samenwerking te bevorderen. De uitvoering van de plannen moest leiden tot een aantal veranderingen. Het vaakst genoemd is de bijdrage aan financiële bewustwording van en het voorkomen van schulden bij jongeren.
Aan de slag
Tot de zomer van 2024 is per werkplaats in casuïstiekbijeenkomsten gereflecteerd op de uitvoering van de handelingsplannen. Analyse na twee bijeenkomsten toonde diverse implementatiebelemmeringen. Deze hebben ten eerste betrekking op de samenwerking met ketenpartners: verschillen in snelheid, onduidelijke rolverdeling, werktijden ketenpartners die niet altijd aansluiten op de leefwereld van jongeren, personeelstekorten en versnippering. Ook ervaren jongerenwerkers vaak een verschil in visie op zaken tussen beleid en praktijk. Ten tweede ervaarden jongerenwerkers implementatiebelemmeringen bij henzelf zoals een gebrek aan expertise op het gebied van armoede en schulden. Daarnaast wordt het samenwerken met ketenpartners niet altijd als een kerntaak gezien door jongerenwerkers. En ook jongerenwerkers hebben vaak te maken met onderbezetting. Tevens zouden veel jongerenwerkers jongeren graag duurzaam willen inzetten bij initiatieven maar multiproblematiek bij jongeren kan dit belemmeren. Ten derde worden spanningsvelden ervaren in het vormgeven van ouderbetrokkenheid. Tot slot is de niet-structurele inbedding van het jongerenwerk nadelig in een duurzame inzet op armoede en schulden.
Veel jongerenwerkers zijn na dit onderzoek nog (verder) bezig gegaan met de uitvoering van hun handelingsplan. Van wat er in dit onderzoek in gang gezet is in de jongerenwerkorganisaties zijn casusbeschrijvingen gemaakt. Die zijn gebundeld in een inspiratiebundel die gedeeld wordt met jongerenwerkorganisaties en opleidingen.
Het rapport wordt afgesloten met een discussie en aanbevelingen.
Jongerenwerkers zijn actief in veel verschillende domeinen, zoals vrijetijd, veiligheid, onderwijs, sport en cultuur, en werk. In veel gemeenten krijgen zij ook een opdracht wat betreft armoedebestrijding en schuldenpreventie. Er bestaan echter grote verschillen in het type projecten en diensten dat het jongerenwerk gericht op armoede- en schuldenbestrijding biedt. Jongerenwerkers weten hierdoor niet goed welke projecten en diensten ze kunnen inzetten. Daarnaast lukt het ze niet om deze jongeren tijdig passende ondersteuning te bieden, terwijl ze de problemen zien toenemen. Er is weinig met onderzoek onderbouwde kennis voorhanden die jongerenwerkers hierbij kan ondersteunen. Bovendien hebben overheid en stakeholders vaak geen goed beeld van wat professionele jongerenwerkers kunnen betekenen op (dreigende) armoede of schulden. Om die reden vroegen 15 jongerenwerkorganisaties de lectoraten Youth Spot en Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam om een gezamenlijk leer- en onderzoeksproces te starten. De hoofdvraag van dit onderzoek luidde:
Met welk aanbod werken professionele jongerenwerkers aan (dreigende) armoede en schulden en hoe kunnen zij dit aanbod en bijbehorend methodisch handelen verder versterken zodat dit (duurzaam) kansen biedt voor jongeren (10-27 jaar) die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met (dreigende) schulden?
Dit onderzoek is uitgevoerd tussen augustus 2023 en augustus 2025 en medegefinancierd door Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA, onderdeel van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek).
Waaruit bestaat het aanbod van het jongerenwerk gericht op (dreigende) armoede en schulden)?
De 24 geïnventariseerde projecten en diensten zijn ingedeeld in vier typen:
• Positieve vrijetijdsbesteding
• Aandacht vragen voor geldzaken
• Ondersteunen bij (dreigende) geldproblemen
• Ondersteunen bij schulden.
Tijdens de reguliere positieve vrijetijdsactiviteiten signaleren jongerenwerkers (dreigende) armoede en/of schulden en kunnen ze, wanneer er vertrouwen is opgebouwd, daarover het gesprek aangaan met jongeren. Daarnaast geven jongerenwerkers op verschillende manieren financiële educatie aan jongeren. Ook bieden jongerenwerkers lichte ondersteuning bij geldzaken. Wanneer jongeren schulden hebben, is er ook aanbod, vaak in samenwerking met gespecialiseerde organisaties. Echter, er zijn grote verschillen tussen organisaties in de reikwijdte van hun projecten en diensten. Sommige jongerenwerkorganisaties bieden alle typen aanbod, anderen een enkel type en sommige jongerenwerkorganisaties (naast de reguliere vaak gratis positieve vrijetijdsactiviteiten) (nog) niets. Dat wil niet zeggen dat laatstgenoemden geen aandacht hebben voor armoede/schulden, want dit zit vaak wel impliciet verweven in de aanpak, de handelswijze van jongerenwerkers.
De verschillen in reikwijdte hebben te maken met de verschillen in opdracht die jongerenwerkaanbieders vanuit hun gemeente en andere financiers krijgen ten aanzien van armoede en schulden. Hun voortbestaan hangt doorgaans af van periodieke subsidie en de samenwerking met de stakeholders met wie ze de projecten en diensten aanbieden en die vaak initiator zijn.
Interessant is dat er nauwelijks aanbod is dat door meerdere jongerenwerkorganisaties wordt aangeboden. Jongerenwerkorganisaties kunnen dan ook zeker door uitwisseling van elkaar leren. Verder is er nauwelijks aanbod voor kinderen of specifieke groepen (bijvoorbeeld vluchtelingen, LVB). Uit de inventarisatie blijkt dat er weinig (effect)onderzoek is gedaan, dus er is weinig bekend over de opbrengsten van het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden.
De brede scope van het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en de samenwerking daarin met stakeholders, laat zien dat het professionele jongerenwerk een serieuze partner kan zijn in de gemeentelijke integrale aanpak van armoede en schulden bij jongeren.
In hoeverre zijn de methodische principes van het jongerenwerk te hanteren in de ondersteuning van jongeren in (dreigende) armoede en/of met schulden en welke methodische handvatten uit het armoede- en schuldenveld zijn daarbij bruikbaar?
Jongerenwerkers hanteren zogenaamde ‘methodische principes’ waarmee zij inhoudelijk richting geven aan de omgang met jongeren , . Welke methodische principes jongerenwerkers inzetten in het contact met jongeren is onder meer afhankelijk van de behoefte van de (groep) jongere(n), de specifieke situatie en beschikbare middelen. Deze principes zijn van invloed op het veranderingsproces in de gewenste situatie. Kenmerkend aan de methodische principes is : 1) De methodische principes zijn niet allemaal specifiek voor een methodiek of voor het jongerenwerk. Ze kunnen in meerdere jongerenwerkmethodieken en bij andere beroepsgroepen voorkomen. 2) De methodische principes bestaan naast elkaar en worden afhankelijk van de situatie ingezet. Het hoeft niet zo te zijn dat een jongerenwerker alle principes inzet in zijn contact met jongeren. 3) Methodische principes zijn veelvormig en onderling verschillend. De methodische principes verschillen in grootte, in concreetheid en in werking.
Er is echter nog niet bekend of, en zo ja hoe, alle jongerenwerkers deze methodische principes precies hanteren bij de ondersteuning van jongeren in (dreigende) armoede en/of met (dreigende) schulden. Op basis van tweewekelijkse logboeken van 23 jongerenwerkers hebben we een beeld gekregen van hoe jongerenwerkers invulling geven aan hun methodisch handelen bij armoede en schulden.
Allereerst blijkt dat jongerenwerkers een groot deel van de tijd (75 procent) werken volgens de methodische principes van het jongerenwerk. Wel zijn er grote verschillen qua frequentie per methodisch principe. Op het gebied van (dreigende) armoede en schulden hanteren jongerenwerkers vooral de volgende methodische principes: betekenisrelatie, aansluiten bij de leefwereld, aansluiten bij de behoefte, jongeren in hun kracht zetten en leren door doen. De inzet van de methodische principes gaat jongerenwerkers 66 procent van de tijd (heel) gemakkelijk af. Slechts een klein deel van de jongerenwerkers (5,5 procent) vindt de inzet van methodische principes (heel) moeilijk.
Als jongerenwerkers gevraagd wordt te onderbouwen waarom de inzet van een methodisch principe (heel) moeilijk was, blijkt dat de helft van de gerapporteerde belemmeringen betrekking heeft op de jongerenwerkers zelf, zoals de neiging om het van de jongere over te nemen en het niet over de juiste kennis beschikken. Ook worden belemmerende factoren genoemd die te maken hebben met de doelgroep, zoals een ervaren gebrek aan motivatie van de jongeren om actief aan hun geldproblematiek te werken en het niet willen praten over armoede en schulden. Jongeren praten daar in een groep ook liever niet over, terwijl jongerenwerkers jongeren wél vaak in groepen ontmoeten. Een vijfde van de gerapporteerde belemmerende factoren heeft betrekking op een specifiek methodisch principe, waarvan werken met de omgeving eruitsprong. Ten slotte noemen jongerenwerkers het thema zelf als belemmerend, omdat er een taboe heerst op het praten over armoede en schulden.
Jongerenwerkers geven aan over het algemeen goed toegerust te zijn om jongeren te helpen bij armoede en schulden. Desalniettemin blijkt er behoefte aan meer kennis over regels en regelingen, collegiaal contact, handvatten over hoe om te gaan met schaamte en LVB’ers, een beter beeld van wat er (nog meer) speelt en een omgeving waar ongestoord persoonlijke gesprekken gevoerd kunnen worden.
Wat betekent het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers voor jongeren die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met schulden?
Veel van de 90 geïnterviewde jongeren hebben een langdurige relatie met het jongerenwerk. Bijna twee derde komt er al langer dan drie jaar. Een meerderheid meldde zich niet direct met vragen over geld(zorgen) maar kwam in contact met het jongerenwerk vanwege positieve vrijetijdsbesteding, persoonlijke problemen en/of problemen thuis. Pas als er vertrouwen is opgebouwd, stellen deze jongeren vragen over geld(zorgen). Jongerenwerkers sporen aan tot empowerment en participatie en verwijzen vervolgens, indien nodig, warm door naar een specifiek aanbod op geldzaken. De minderheid die zich wel direct meldde met vragen over geld(zorgen), vroeg hulp bij het vinden van een baan of stageplaats of had te maken met schulden. Jongeren met schulden klopten dan aan bij de jongerenwerkorganisaties met een specifiek aanbod hierop.
Jongeren leren veel over geldzaken bij het jongerenwerk. Het meest genoemd is dat jongeren leren van de informatie die jongerenwerkers geven over sparen en wat er gebeurt als je achttien jaar wordt, gevolgd door steun bij schulden, hulp bij budgetteren, toeleiding naar opleiding, werk of stage, hulp bij aanvragen, toeleiding naar andere organisaties en geldbeheer bij activiteiten.
Jongeren waarderen de ondersteuning van het jongerenwerk enorm en geven het aanbod een gemiddeld rapportcijfer van maar liefst een 8.6! Ze zijn enthousiast over het jongerenwerkaanbod en zouden het anderen aanbevelen. Meer dan de helft vindt vooral de houding van/bejegening door jongerenwerkers positief. Ruim een derde benoemt (daarnaast) de inhoud van de geboden hulp. De reguliere positieve vrijetijdsactiviteiten (die maken dat er vertrouwen ontstaat om over geldzaken te praten), de bereikbaarheid en snelheid van het jongerenwerk alsook het ‘rekening houden met iedereen’ maken het jongerenwerkaanbod verder aantrekkelijk voor jongeren. Ruim een derde van de jongeren gaat in op wat het aanbod voor hen uniek maakt. Ook hier gaat het vooral om de houding van en bejegening door jongerenwerkers, maar ook de (vaak gezellige, informele) sfeer en het feit dat de jongerenwerkactiviteiten gratis zijn worden genoemd. Daarnaast zijn er jongeren die geholpen zijn met schulden; zij vinden het fijn dat er hulp voor hen was, dat er doorverwezen kan worden en dat de schuldhulpverlening (soms) diepgaand is.
Ongeveer een vijfde van de jongeren geeft tips om het aanbod op geldzaken nog aantrekkelijker te maken. Er lijkt behoefte om (nog) meer aanbod gericht op armoede/schulden te organiseren. Zo kan hulp bij geldzaken wellicht soms nog meer afgestemd worden op de persoonlijke situatie van een jongere. Verder wensen sommigen meer voorlichting over schulden, hulp bij budgetteren, ondersteuning bij studiegerelateerde zaken en begeleiding naar werk. Daarnaast geven bijna alle jongeren algemene tips die voor het jongerenwerk als vindplaats van armoede/schulden belangrijk zijn. Zo willen zij graag meer activiteiten en uitjes, ruimere openingstijden en meer gebruik van de ruimtes en voorzieningen van de jongerenwerklocatie. 40 procent van de jongeren wil in het een-op-een-contact met jongerenwerkers meer persoonlijke aandacht en ondersteuning. En hoewel het overgrote deel tevreden is over de houding van/bejegening door jongerenwerkers, denkt een derde dat er nog steeds verbetering mogelijk is. Het gaat er dan vooral om dat er bij gevoelige onderwerpen als armoede/schulden (nog) beter ingespeeld wordt op emoties en dat er strikter gehandhaafd wordt bij conflicten in groepsverband. Enkele jongeren noemen dat ze liever geen privacygevoelige informatie in groepsverband bespreken en duidelijke afspraken willen over wat er wel en niet gedeeld wordt met ouders. Zowel voor het algemene jongerenwerkaanbod als voor het aanbod op het gebied van geldzaken geldt dat het jongerenwerk volgens de jongeren meer gebruik kan maken van visuele overzichten en /of sociale media en flyers om het aanbod bekend te maken en zo jongeren te bereiken. Jongeren geven als tip om video's te maken van leuke activiteiten, zodat andere jongeren worden aangemoedigd om langs te komen en de sfeer te ervaren. Ook kan het jongerenwerkaanbod volgens hen verbreed worden aangeboden aan meerdere verschillende doelgroepen.
Wat betekent het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers voor ouders met kinderen die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met schulden?
Het merendeel van de 25 ouders die een enquête invulden, geeft aan dat hun kind naar het jongerenwerk gaat voor algemene positieve vrijetijdsactiviteiten die plezier en vermaak bieden. Meer dan de helft van de kinderen komt al langer dan een jaar bij het jongerenwerk en gaat er minimaal eens per week naartoe. De ouders zijn tevreden met het jongerenwerkaanbod en waarderen het gemiddeld met een 8.2. Zij zien dat hun kind verandert door het jongerenwerk. Het meest noemen zij dat het jongerenwerk sociale contacten oplevert en bijdraagt aan de ontwikkeling van hun kind. Ook hebben de ouders tips die grotendeels over de (organisatie) van de jongerenactiviteiten gaan, zoals het organiseren van activiteiten in de zomervakantie voor meerdere leeftijdscategorieën. Sommigen zouden wat meer uitdagendere activiteiten willen zien. Enkele ouders willen meer aandacht voor armoede en schulden. Dit betreft meer voorlichting over bijvoorbeeld het Jeugdsportfonds en Jeugdeducatiefonds, materiële ondersteuning middels bijvoorbeeld een boodschappenkaartproject en meer ondersteuning van hun kind bij de omgang met financiën. Ook geven enkele ouders aan dat ouders meer of altijd betrokken moeten worden bij het jongerenwerk.
Wat betekent het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers voor samenwerkende professionals?
De meeste stakeholders (n=22) zien het jongerenwerk vooral als een eerste ingang/aanspreekpunt waar jongeren geldzorgen mee bespreken. Jongerenwerkers hebben de contacten met jongeren en door hun vertrouwensrelatie vangen zij veel op en zijn zij een belangrijke speler als het gaat om vroegsignalering. Bovendien bereiken zij jongeren vaak eerder dan de ‘formele instanties’. Ook noemen stakeholders de rol die jongerenwerkers (vervolgens) hebben in het warm doorverwijzen van jongeren naar de juiste instanties waarbij vertrouwen en korte lijnen tussen organisaties cruciaal zijn. Ten derde is er de ondersteuning die jongerenwerkorganisaties zelf (vaak) kunnen bieden bijvoorbeeld bij het wegwijs maken in het netwerk, hulp bij het doen van aanvragen, voorzien van informatie enz. Ten slotte kunnen jongerenwerkers voorlichting verzorgen op bijvoorbeeld scholen. De meeste stakeholderorganisaties werken op deze manier in de praktijk ook al samen met de jongerenwerkorganisaties. De helft van de stakeholders geeft aan dat jongerenwerkers jongeren perspectief bieden en ‘ontstressen’ doordat ze vanuit meerdere leefgebieden werken aan zelfkennis en een toekomst. Daarnaast wordt als opbrengst voor kinderen en jongeren benoemd dat jongerenwerkers jongeren informatie bieden voor de omgang met (dreigende) armoede en schulden. Ze zijn bekend met instanties en kunnen jongeren indien nodig gericht doorverwijzen. Ten derde wordt genoemd dat jongerenwerkers vaak direct lichte preventieve ondersteuning bieden, waardoor verergering wordt voorkomen. Dit laatste benoemt het merendeel van de stakeholders ook als opbrengst voor het werkveld. Daarbij noemen ze dat de signalering en toeleiding van het jongerenwerk de stakeholders meer klandizie oplevert. Anderen hebben het over de kwaliteit van het jongerenwerkaanbod als meerwaarde voor het werkveld, bijvoorbeeld de hulp die ze bieden op het gebied van geldzorgen. Een enkeling benoemt dat jongerenwerkers hen zaken uit handen nemen waardoor zij zich kunnen richten op andere zaken. Stakeholders ervaren de ‘korte lijntjes’ met het jongerenwerk als positief. De jongerenwerkers worden als laagdrempelig ervaren, en de jongerenwerk- en stakeholderorganisaties weten elkaar te vinden bij een hulpvraag of bij het delen van kennis. Daarnaast wordt benoemd dat het vaak positief is dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt bijvoorbeeld over taakverdeling (wie doet wat) en dat (dreigende) armoede en schulden van jongeren als een gezamenlijk probleem wordt gezien. Tot slot benoemen enkele stakeholders als meerwaarde van het jongerenwerk dat jongerenwerkers vaak ook contact met de ouders van jongeren hebben. Wat er beter kan in de samenwerking op het gebied van armoede/schulden is volgens de stakeholders is dat jongerenwerk soms eerder aan de bel zou kunnen trekken van een bepaalde (gespecialiseerde) organisatie, maar ook sneller terugschakelen indien nodig. Daarnaast ervaren stakeholders op dit moment als knelpunt voor een optimale samenwerking het (van beide kanten) vaak tekort aan uren, dat jongerenwerk onbekend is met de sociale kaart alsook de wisselende bereidheid om goed samen te werken. Een aantal keren kwam ook nog naar voren dat er in zijn algemeenheid expliciet meer aandacht moet zijn voor de signaleringsfunctie van het jongerenwerk.
Wat is er nodig om het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden en het bijbehorende methodisch handelen van jongerenwerkers duurzaam te versterken zodat dit van meer betekenis kan zijn voor jongeren die opgroeien in (dreigende) armoede en/of met schulden?
De resultaten uit de verkennende fase van het onderzoek zijn tijdens een werkconferentie gevalideerd en verdiept in focusgroepen. Wat betreft het jongerenwerkaanbod gericht op (dreigende) armoede en schulden is er overeenstemming over het feit dat niet alle jongerenwerkorganisaties alle typen aanbod in huis hoeven te hebben. Idealiter zou dat wel het mooiste zijn en eigenlijk zouden alle jongerenwerkorganisaties minimaal één persoon in huis moeten hebben die veel over financiën weet. Een aantal jongerenwerkorganisaties heeft daar positieve ervaringen mee. Echter, het wordt belangrijker gevonden dat het jongerenwerk vooral de reguliere positieve vrijetijdsbesteding en financiële voorlichting aanbiedt en dat áls jongeren hulp nodig hebben, zij geholpen worden, hetzij binnen, hetzij buiten het jongerenwerk(aanbod). Als de eventuele benodigde specialistische expertise niet in huis of ‘onder één dak’ aanwezig is, is het belangrijk dat jongerenwerkers de sociale kaart goed kennen (hoewel deze vaak verandert) en warm kunnen doorverwijzen, eventueel ook buiten ‘de gebaande paden’, bijvoorbeeld naar informele armoede- en schuldenprojecten of fondsen. Door hun outreachende benadering, laagdrempeligheid en niet-oordelende houding waarmee ze veel vertrouwen opbouwen, spelen jongerenwerkers een grote rol in de vroegsignalering van (dreigende) armoede en schulden. Dit vindt volgens de jongerenwerkers overal en altijd plaats (ook online). De signaleringsfunctie van het jongerenwerk zou veel zichtbaarder kunnen worden gemaakt naar de gemeenten, en dan vooral de inloopmethodiek van het jongerenwerk: jongerenwerkers bouwen eerst een betekenisrelatie op met jongeren en sporen aan tot empowerment en participatie en verwijzen vervolgens, wanneer nodig, warm door naar een specifiek aanbod op geldzaken. De formele professionele schuldhulpverlening heeft vaak moeite om jongeren te bereiken. Jongerenwerkers vinden het vaak lastig te bepalen in hoeverre jongeren recht hebben op hulp, en of ze echt tot de juiste financiële doelgroep behoren. Ze zouden hier meer kennis over willen hebben. Andere kennis en vaardigheden die jongerenwerkers minimaal nodig hebben om goed uitgerust te zijn als het gaat om armoede- en schuldenbestrijding, hebben betrekking op het signaleren van armoede/schulden, het vervolgens bespreekbaar maken door houding en gesprekstechnieken, de sociale kaart kennen en basiskennis hebben van trends, regelingen en risicofactoren.
Ook waren er sessies waarin deelnemers brainstormden over implementatie van de resultaten in de praktijk. Dit resulteerde in veel tips, bijvoorbeeld dat het belangrijk is om met specifieke doelgroepen rekening te houden zoals vluchtelingen en LVB’ers. Ook zijn er tips gegeven over bijvoorbeeld het verspreiden van financiële kennis onder jongeren (bv als ze achttien worden). De input is gelegd naast de literatuur over wat er al bekend is over het werken aan armoede en schulden bij jongeren. Het is belangrijk om de jongerenwerkers te voeden met kennis over armoede en schulden en ook over waarom het belangrijk is daar altijd alert op te zijn, en in het oog te houden dat armoede onderliggend is aan veel andere problemen waar jongeren mee komen bij het jongerenwerk. Als het gaat om een integrale aanpak is zicht op de sociale kaart belangrijk en het besef dat de gemeente niet de enige speler is in een integrale aanpak gericht op armoede en schulden, maar dat er bijvoorbeeld ook veel lokale informele armoede- en schuldenprojecten zijn. Daarnaast blijkt uit de literatuur dat het belangrijk is om taken en verwachtingen vast te leggen. Het zou goed zijn dat jongerenwerkers genoeg capaciteit hebben om jongeren indien nodig warm door te verwijzen naar bijvoorbeeld de professionele schuldhulpverlening. Vooral omdat bekend is dat veel jongeren niet aankomen bij de schuldhulpverlening, met alle gevolgen van dien. Door (meer) inzet van tools bij het jongerenwerk kan mogelijk sneller duidelijk worden hoe hoog schulden zijn zodat jongeren tijdiger kunnen worden doorverwezen naar de formele schuldhulpverlening (binnen of buiten de jongerenwerkorganisatie).
Onderzoek laat ook zien dat jongeren zelf aangeven dat het belangrijk is dat professionals zich ervan bewust zijn dat er verschillen zijn in mate en vorm van armoede/schulden onder kinderen en jongeren, zodat daar zo goed mogelijk op kan worden geanticipeerd. Het is voor kinderen bijvoorbeeld heel anders of zij al hun hele leven in armoede leven of nog maar net. Verder zijn werkzame elementen uit de literatuur op een rij gezet. Deze zitten al grotendeels verborgen in de werkwijze van jongerenwerkers. In het handelingsonderzoek is er veel in gang gezet. Voor beklijving is het van belang om bijvoorbeeld niet alleen in te (blijven) zetten op financiële kennisoverdracht, want uit onderzoek is bekend dat dat alleen vaak niet werkt om gedragsverandering te bewerkstelligen. Daarnaast is het goed om kennis te nemen van toegankelijke implementatiemodellen die kunnen helpen om het in gang gezette nader te bestendigen.
De resultaten zijn meegenomen naar vier werkplaatsen: ‘jongeren helpen met financiële vragen’, ‘armoede en schulden signaleren en bespreekbaar maken’, ‘integraal samenwerken’ en ‘bereiken specifieke doelgroepen’ en ‘financiële ondersteuning’. 24 jongerenwerkers reflecteerden in deze werkplaatsen op de uit het verkennende onderzoek verkregen data, de input uit de werkconferentie en de genoemde tips uit de literatuur. Op basis van deze reflectie en onderbouwing maakten jongerenwerkers in vier werkplaatsen vervolgens een individueel handelingsplan. Uiteindelijk leidde dit tot 24 individuele handelingsplannen. Deze plannen waren gericht op meerdere soorten opbrengsten. Zo richtten 6 jongerenwerkers zich op trainingen, werd er 6 keer gewerkt aan het versterken of hervormen van een (bestaande) samenwerking, en werden 5 voorlichtingen voorzien. Daarnaast werden 3 inloopmomenten of spreekuren georganiseerd, 3 informatiesheets ontwikkeld en 2 workshops aangeboden. Ook was er 1 uitwisseling tussen 2 jongerenwerkorganisaties op het gebied van armoede/schulden en voert 1 jongerenwerker interviews met netwerkpartners om de band te verstevigen op dit onderwerp en de samenwerking te bevorderen. De uitvoering van de plannen moest leiden tot een aantal veranderingen. Het vaakst genoemd is de bijdrage aan financiële bewustwording van en het voorkomen van schulden bij jongeren.
Aan de slag
Tot de zomer van 2024 is per werkplaats in casuïstiekbijeenkomsten gereflecteerd op de uitvoering van de handelingsplannen. Analyse na twee bijeenkomsten toonde diverse implementatiebelemmeringen. Deze hebben ten eerste betrekking op de samenwerking met ketenpartners: verschillen in snelheid, onduidelijke rolverdeling, werktijden ketenpartners die niet altijd aansluiten op de leefwereld van jongeren, personeelstekorten en versnippering. Ook ervaren jongerenwerkers vaak een verschil in visie op zaken tussen beleid en praktijk. Ten tweede ervaarden jongerenwerkers implementatiebelemmeringen bij henzelf zoals een gebrek aan expertise op het gebied van armoede en schulden. Daarnaast wordt het samenwerken met ketenpartners niet altijd als een kerntaak gezien door jongerenwerkers. En ook jongerenwerkers hebben vaak te maken met onderbezetting. Tevens zouden veel jongerenwerkers jongeren graag duurzaam willen inzetten bij initiatieven maar multiproblematiek bij jongeren kan dit belemmeren. Ten derde worden spanningsvelden ervaren in het vormgeven van ouderbetrokkenheid. Tot slot is de niet-structurele inbedding van het jongerenwerk nadelig in een duurzame inzet op armoede en schulden.
Veel jongerenwerkers zijn na dit onderzoek nog (verder) bezig gegaan met de uitvoering van hun handelingsplan. Van wat er in dit onderzoek in gang gezet is in de jongerenwerkorganisaties zijn casusbeschrijvingen gemaakt. Die zijn gebundeld in een inspiratiebundel die gedeeld wordt met jongerenwerkorganisaties en opleidingen.
Het rapport wordt afgesloten met een discussie en aanbevelingen.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Amsterdam |
Publisher | Hogeschool van Amsterdam |
Number of pages | 148 |
Publication status | Published - 3 Jul 2025 |